Duivels en demonen

Schriftlezing Marcus 1:21-28

We lezen vandaag een verhaal over een wonder. Wonderverhalen zijn raadselachtig. Verhalen over demonen, duivels, onreine geesten komen uit een andere wereld; ze horen bij films, sciencefiction, bij een werkelijkheid van voor de tijd van de wetenschap waarmee wij alles verklaren.

Maar wonderen hebben ook een grote aantrekkingskracht. We verbazen ons over wonderen. In de christelijke traditie zijn veel ervaringen met wonderen. Heiligen doen wonderen.

Franciscus van Assisi is een heilige die veel wonderen deed. Ooit was er in de stad Arezzo een burgeroorlog, zo hevig dat de stad vernietigd werd, doden, gewonden. Franciscus ging logeren in een dorpje naast de stad. Hij zag toen boven de stad een troep duivels. Ze lachten en joelden en hitsten de inwoners op om elkaar uit te schelden en te lijf te gaan. Hij vroeg een medebroeder die gezag had in de stad, in de stadspoort te gaan staan en te roepen: “In naam van God en op bevel van Franciscus, luister goed, jullie duivels! Verdwijn onmiddellijk uit deze stad!” Dat gebeurde. De rust keerde terug in de stad. De partijen sloten vrede en voortaan respecteerden ze elkaars rechten.




In wonderen zit een groot verlangen. Was het maar zo, in Gaza, in de Oekraïne, dat er duivels in de lucht zijn, die hitsen. Dat je ze kunt zien stoken en honen bij zonsondergang. En dat de mensen daardoor vechten. Als het eens zo zou zijn. En dat dan een mens opstaat die vrede wil, met gezag kan spreken en dat dan het vechten voorbij is. Ze maken het weer goed en het is allemaal over, er is vrede. Wonderen zijn nodig als niemand meer weet wat te doen. Ziektes, problemen die niet zomaar weggaan, die niet op te lossen zijn, die ons tot in de ziel raken. Problemen waar we met ons hele hart een onmiddellijke oplossing voor zouden willen hebben.

Het verhaal in Marcus wat we vandaag lezen, staat bijna aan het begin van het bijbelboek. Jezus is gedoopt, trok zich terug in de woestijn, riep vissers met hem mee te gaan, en daarna komt dit verhaal. Hij onderwijst in de synagoge, spreekt een onreine geest toe, en die verlaat hem: ‘met een luide schreeuw’. Deze uitdrijving is het eerste wat Jezus doet, het eerste teken waarmee hij laat zien wie hij is, wat hij komt brengen, waarmee hij gezag krijgt, en waardoor mensen hem graag gaan volgen.

Het woord ‘onreine geest’ in het Nieuwe Testament is een ander woord voor ‘demon’. Jezus dreef demonen, onreine geesten uit. Maar daarmee weten we nog niet wat voor demon het is die Jezus toespreekt, wat die onreine geest veroorzaakte, welk kwaad hij deed, welke last de gemeenschap ervan had, zijn familie, of hijzelf. Dat we dat niet wisten, maakte ons ongemakkelijk als voorbereiders. Ging het hier om een psychiatrische patiënt? Was het een verwarde man? Een ruziezoeker misschien? Iemand die stinkt? Wordt in dit verhaal iemand die er anders uitziet dan de mensen om hen, die anders doet, niet simpelweg uitgebannen en aan de kant gezet? In onze samenleving is voor mensen, die niet aangepast zijn, niet in onze mal passen, weinig ruimte. Wij hebben ook gauw de neiging iemand die niet denkt of gelooft zoals wij, af te keuren en uit te sluiten, daar niet mee om te gaan.

Maar soms is het zo, dat je denkt: iemand is bezeten door iets, is overgenomen. Die is dan zichzelf niet meer, niet meer degene die je kende. Een verslaafde aan drugs wordt helemaal overgenomen door de verslaving. Die steelt, liegt, bedriegt, begint vechtpartijen, allemaal vanwege de verslaving, die hem helemaal bepaalt, die drugs die moeten gescoord worden. Je herkent diegene niet meer terug, alsof er iets in hem geslopen is.

Dat kan je ook hebben met mensen die heel moeilijk zijn om mee om te gaan, door wat ze hebben meegemaakt in hun leven, aan trauma’s, of iemand die een psychische ziekte heeft. Als je zo iemand meemaakt en terugkijkt naar foto’s van vroeger en je ziet hoe iemand toen was: lief en speels, teder, blij, en dan nu zo anders is. Heel verdrietig. Alsof er een boze geest in die mens gevaren is, die maakt dat die zo is.

In de voorbereidingsgroep was iemand die in een revalidatiecentrum had gezeten. Daar had ze een vrouw ontmoet die helemaal niks kon. Ze moest met alles geholpen worden, met alles. Ze kon niet praten, niet zelf eten, niet verzitten, ze kon zich niet wassen, ze kon niet uit bed komen. Maar ze wilde niet geholpen worden. Ze was woedend als ze geholpen werd. Met een blik vol haat keek ze dan naar de mensen die haar hielpen. “Oh…..,” verzuchtte deze voorbereider, als die haat weggenomen had kunnen worden bij haar, net als de onreine geest uit het verhaal, en weg zou gaan uit haar, dan zou het leven voor deze vrouw zoveel beter zijn geweest dan dat het nu was. Dat is dat grote verlangen waarvoor je een wonder wil, een goed leven voor je naaste, voor de mensen die je ziet lijden en voor wie je het zoveel beter zou willen maken.

In het verhaal uit Marcus weet Jezus dat hij te maken heeft met een onreine geest. Er zijn veel wonderverhalen in de christelijke traditie, waarin een geest verschijnt waarbij het helemaal niet zo duidelijk is of het gaat om de Geest van God of om een onreine geest. Zoals het voor ons ook niet altijd duidelijk is, of iets goed of slecht is.

Aan een medebroeder van Franciscus verscheen ooit de duivel, vermomd als Jezus. Hij zag er helemaal uit als Jezus, en hij zei tegen de medebroeder: “Jij bent verdoemd, alles wat je doet leidt tot niks. Je bent niks waard.” Je zou dit een innerlijke stem kunnen noemen, die ooit begonnen is als aanmoediging het beter te doen in het leven, die kennen wij ook wel. Die stem slaat algauw om in een innerlijke stem die kritisch is op wat je doet, die je werk nooit goed genoeg vindt, aan wiens normen je nooit kan voldoen. Die je onzeker maakt en vol schaamte over wie je bent en wat je doet. Die stem is als een onreine geest, die macht over je heeft.

Toen Franciscus met de medebroeder sprak over de verschijning zei hij: “Oh…., wie heb je nu geloofd? Als diegene die aan jou verschijnt nog één keer zegt: “’Jij bent verdoemd’, dan zeg jij: ‘Open je bek, dan kak ik erin.’ Hieraan zul je zien’,” zei Franciscus, “dat hij de duivel is, want de duivel kan daar niet tegen, dat je zoiets tegen hem zegt. En je zult dan merken: de duivel maakt je hart zwaar als een steen, maar Christus maakt je hart mild en zachtmoedig.” Toen ging de medebroeder weer naar zijn grot op de berg waar hij woonde. Daar verscheen de duivel weer in de gedaante van Christus, hij zag er helemaal uit als Jezus. “Oh jij weer!” zei de broeder, en hij riep uit wat hij moest zeggen van Franciscus: “Open je bek, dan kak ik erin.” En de duivel verdween onmiddellijk, met groot geraas van stenen. En broeder voelde zijn hart. Dat voelde licht en mild en zachtmoedig.

De medebroeder moet zelf de duivel weg jagen, zelf actie ondernemen, anders dan in het verhaal uit Marcus waar Jezus dat deed. Net als de medebroeder hebben wij nu Jezus niet bij de hand om de duivel uit te drijven, en ook niet om die onreine geest te herkennen. Als wij mensen hier en nu geplaagd worden door gedachten over onszelf die ons naar beneden brengen, hele hoge eisen stellen aan onszelf, als we worstelen met wrok, of grote angst, of dingen doen die onszelf of onze medemensen beschadigen, dan is Jezus niet lijfelijk bij ons, om dat als een ‘onreine geest’ uit te drijven. Dan zijn er onze medemensen die ons kunnen redden, ons bewust kunnen maken van wat ons beklemt, en drijft, van wat ons naar beneden drukt, waardoor we niet meer kunnen handelen, en die ons helpen, daar wat aan te kunnen doen, zoals Franciscus raad gaf aan zijn medebroeder.

Terug naar het verhaal in Marcus. Als Jezus de onreine geest heeft uitgedreven dan zijn de mensen verbijsterd. Ze zeggen dat Jezus een nieuwe leer brengt, een leer met groot gezag, waaraan zelfs gehoorzaamd wordt door een machtige onreine geest. Wat de onreine geest is, wat hij deed, voor kwaad hij bracht aan de gemeenschap en aan de man zelf, staat niet in het verhaal. Maar dat we kunnen dat wel afleiden uit de rest van het optreden van Jezus. Onreine geesten, duivels en demonen, brengen de dood, richten ons op verderf, maken onze harten zwaar als steen. Jezus richt ons de andere kant op. Hij keert zich af van dood en vernietiging. Hij drijft uit wat dood en vernietiging brengt, en geeft ons nieuw leven, een goede geest. Jezus geneest, vergeeft, maant de storm tot stilte.

Hoe kunnen wij ons afkeren van de dood, en hoe herkennen wij het zoete spoor van nieuw leven dat Jezus geeft, in de wereld en in onszelf? Dat nieuwe leven is te vinden in ons grote verlangen naar vrede in de wereld en om ons heen, naar genezing van onszelf en van anderen. We herkennen het aan ons hart, wanneer dat licht is, en mild en zachtmoedig. Amen.

Preek, gehouden in de Lichtkring te Hoofddorp op 28-1-2024

In gesprek met complotdenkers

Een serieus gesprek

Luisteren naar iemand die in complotdenken gelooft, hoe doe je dat? Berthe van Soest zocht handvatten om in contact te blijven, maar je mag ook verdergaan, vindt ze nu. Waarom en hoe?

In de pandemie ging een aantal van mijn vriendinnen volop in complottheorieën geloven. Zij waren kritisch: op de medische wetenschap en op de coronapas die Big Brother dichterbij bracht. Mijn vriendinnen hadden gestudeerd, zij wisten de weg in de samenleving.
Een keer kwam ik een demonstratie tegen in Hilversum met een spandoek waarop stond ‘Unvaccinated Lives Matter’. Dat was een heel andere groep. Aan hun gezichten zag ik dat ze in de hoek zaten waar de klappen vielen: ‘Luister naar ons,’ klonk het door de megafoon, maar niemand luisterde. Het raakte me.
Zowel mensen aan de bovenkant als aan de onderkant van de samenleving gleden het complotdenken in. Ik vond het fascinerend, verbijsterend en ging me erin verdiepen. Toen heb ik een aantal handvatten gemaakt om in gesprek te gaan met complotdenkers. Ik had geen enkele illusie dat hun ideeën zouden veranderen. Ik vond het ook niet respectvol om dat te proberen. Mijn doel was om in contact te blijven.
Maar we zijn drie jaar verder en ik denk daar nu anders over. Ik wil een stap verdergaan. Een op de vijf Nederlanders gelooft in complottheorieën. Samenzweringstheorieën worden ingezet door extreemrechts. Binnen en buiten het parlement krijgt extreemrechts steeds meer voet aan de grond en is een bedreiging voor de democratische rechtstaat. Bovendien neem je mensen juist serieus als je denkt dat ze kunnen veranderen, denk ik nu.

Schaduwregering
Wat is complotdenken? Complotdenkers gaan ervan uit dat er machtige groepen zijn die in het geheim samenspannen om een kwaadaardig doel te bereiken. De verplichte mondkapjes in de pandemie waren volgens complotdenkers bedoeld om de bevolking te ‘muilkorven’, monddood te maken. De overheid danste naar de pijpen van een schaduwregering, de ‘Deep State’, die de hele wereld zou besturen.
Samenzweringstheorieën wekken de suggestie dat niets per ongeluk gebeurt, dat niets is wat het lijkt en dat alles met elkaar verbonden is. Feiten bestaan niet meer. Alles wat er gebeurt wordt ‘kloppend’ gemaakt binnen het frame van het kwaadaardige complot, dat tot doel heeft ons voor de gek te houden. Sinds januari gaat bijvoorbeeld het valse gerucht rond dat de arrestatie van Greta Thunberg bij de bruinkoolprotesten in Lutzerath in scène is gezet.
Complotdenkers wijzen zondebokken aan. Rijke mensen, mensen van kleur, vluchtelingen, LGBTI+ zijn het mikpunt van haat. Joden zijn al eeuwenlang het doelwit van samenzweringstheorieën en dat patroon wordt in veel huidig complotdenken voortgezet.

Aantrekkingskracht
Complotdenken vervult belangrijke menselijke behoeften. Wanneer alles onzeker is, zoals in de coronapandemie, is dit rigide denken een steun. Het dient als een lens om naar de wereld te kijken, waarbij je precies weet hoe het zit. Dat geeft zelfvertrouwen. De complotdenker weet hoe het werkelijk is: die is ‘wakker’ en de anderen ‘slapen’. Dat voldoet aan de behoefte je superieur te voelen aan anderen.
Er zit daarnaast een groot idealisme en bevlogenheid in complotdenken: tegen beknotting en kneveling, voor vrijheid en zelfstandig denken, ook als jouw denkbeelden afwijken van je buren. In complotdenken zit ook een verlangen naar een andere wereld. ‘Laten we een nieuwe wereld bouwen’ stond op een bord tijdens een demonstratie van vrouwen tegen de coronamaatregelen, waar ik was gaan kijken.
Sommige complotdenkers hebben het idee dat we in de eindtijd leven en er een nieuwe wereld gerealiseerd zal worden, wat hoop geeft en vechtkracht. Aan oud-president Trump worden messiaanse trekken toegekend, met de belofte dat hij alles goed zal maken. Dat biedt troost en een toekomst om naar uit te kijken.
Complotdenken vervult bovendien de belangrijke behoefte om ergens bij te horen: samen in complotgroepen aanwezig te zijn op sociale media en gelijkstemden te ontmoeten bij demonstraties. Voor aanhangers is het vaak de eerste keer dat ze ergens bij horen.
Maar complotdenken maakt ook bang. Mensen die niet meer in complotten geloofden, vertelden me dat ze er ongelukkig van werden. Niks echt met feiten te kunnen bewijzen, niks voor waar te kunnen aannemen, voorspellingen die alsmaar niet uitkwamen, daar werden ze dol van. Het grote wantrouwen maakte hen angstig.

Vat vol tegenstrijdigheden
Wat zijn nu handvatten voor een gesprek? Allereerst: neem je gesprekspartner serieus. Het is een mens net als jij, met angsten en verlangens, met de behoefte gezien te worden en zich veilig te voelen. Neem de angst en het verlangen serieus die onder de heel wonderlijke gedachten en associaties schuilgaan.
Ga niet in discussie, dat helpt niet. Schets een visie van verandering, een wereld waar jij naar verlangt en hoe we daar kunnen komen. Wees nieuwsgierig. Vraag naar hoe het gegaan is dat je gesprekspartner begon te geloven in complotten. Wellicht krijg je een levensverhaal te horen, met ingangen voor gesprek.
Besef dat we allemaal een vat vol tegenstrijdigheden zijn. We hebben innerlijke conflicten, angsten, verlangens, zijn opportunistisch en leven in een web van relaties met verschillende loyaliteiten. We hebben bijvoorbeeld empathie met een Syrische vluchteling die we goed kennen en zijn tegelijk tegen vluchtelingen. Iemand kan zich fel verzet hebben tegen de coronapas, maar geeft de zorgverzekeraar wel inzicht in haar sportprestaties op de sportschool. We hebben geen vaste, onveranderbare identiteit.
Complotdenkers kunnen veranderen, moeten ook veranderen want ze maken zichzelf en de wereld ongelukkig. Voer gesprekken in het besef dat we veranderlijker zijn dan we denken. Kijk of je onderstromen op het spoor kan komen die in eerste instantie verhuld worden door sterke uitspraken. Benoem onderstromen van angst en verken die uitgebreid. Deel ook wat jouw angst is, hoe jij daarmee omgaat en wat je daarbij helpt.
Wat als het niet lukt? Hoe blijf je dan toch dichtbij? Complotdenkers verliezen veel vrienden en contacten. Je kunt al van betekenis zijn door vriendelijk te zijn. Zoek naar raakvlakken. Als je iemand langer kent, haal dan herinneringen op en ga samen iets doen wat jullie vroeger fijn vonden. Daarmee breng je iemand terug naar de situatie voor hij of zij in de complotten geloofde. Ook al zal iemand niet van gedachten veranderen, daarmee bied je steun en ben je een baken.
Wees geduldig, houd vertrouwen.


Verschenen in Woord en Dienst, maart 2023.

Een standbeeld voor Tamar

Schriftlezing: Genesis 28 vers 1 en vers 24-30
Beeld: Kind op Zondag


Verkondiging

We zetten vandaag een standbeeld neer voor Tamar. Op het plaatje kijkt ze naar haar zwangere buik, blij en tevreden. Alles vergeten wat daarvoor gebeurd is. Alles wat ervoor nodig is geweest om hier te komen. Er bloeien onschuldige, zoete bloemen rond de sokkel, roze, wit en blauw. Ver weg zien we vers een geploegde akker, beeld van toekomst die komen gaat voor haar kind en voor haarzelf.




Zo was het eerder niet. Het heeft jaren geduurd voor Tamar hier was, jaren van afhankelijkheid, van wachten en onzekerheid, van onrecht, van bedrog, van grote, grote durf en moed, waarbij ze op het nippertje haar leven redde. Bijna verbrand door haar schoonvader Juda, omdat ze zich als hoer zou hebben gedragen. Er staat het scheldwoord ‘hoer’ in de vertaling, dat we ook nu nog zo goed kennen, met de dubbele standaard waarmee vrouwen die seksueel actief zijn worden beschaamd, geslutshamed en bestraft, en mannen niet.

Tamar was weduwe. Haar eerste man was dood, gedood door God omdat hij slecht was. Haar schoonvader Juda huwelijkte haar toen uit aan zijn broer. Dat was de gewoonte, een verplichting zelfs, heel belangrijk, dat weduwen konden trouwen met een broer. Dan konden die vrouwen nog een kind krijgen, en zouden ze niet omkomen van de honger.

Maar die broer heeft helemaal geen zin in dat huwelijk. Hij zorgt ervoor dat Tamar niet zwanger raakt. Ook deze zoon wordt gedood door God. Zo belangrijk vindt God het, dat er voor weduwen gezorgd wordt, vrouwen zonder macht of status, dat hij hem doodt. Ook de broer is een slechte man.

God heeft nu twee zonen van Juda gedood. Maar Juda ziet in het sterven van zijn beide zonen helemaal niet de hand van God. Hij denkt: “Die vrouw, Tamar, die heeft het gedaan. Die heeft ervoor gezorgd dat mijn twee zonen stierven. Het zijn de schadelijke mythen over vrouwen die rondgaan, die hier in het spel zijn, dat vrouwen gevaarlijk zouden zijn, fatale verleidsters, gifmengsters die mannen zullen doden. Juda heeft nog een derde zoon. Die laatste zoon wil hij in leven houden, koste wat het kost. Hij wil dat Tamar ver weg blijft van zijn derde zoon, zodat ze hem niks kan doen.

Juda doet Tamar een belofte. Hij belooft dat zijn zoon met haar zal trouwen als hij opgegroeid is. Tot zolang stuurt hij Tamar terug naar haar vader in een andere stad, ver weg. Maar Juda houdt zich niet aan zijn belofte. Zijn zoon wordt volwassen en hij geeft hem niet aan Tamar. Tamar zit in de tang. Juda heeft haar zijn zoon belooft. En er gebeurt niks. Jaar na jaar. Ondertussen tikt haar biologische klok door, zo is het te laat. Hoe komt ze hieruit? Wat kan ze doen in haar situatie van onmacht?

Je lichaam verkopen is voor vrouwen vaak de enige mogelijkheid… om in leven te blijven…, om hun kinderen eten te geven…. Op vrouwen die hun lichaam verkopen wordt neergekeken, maar ze kunnen vaak niet anders. Vrouwen worden ook wel in de val gelokt, denken ze in een ver buitenland mooi werk te krijgen met een goede betaling, maar worden in de prostitutie gezet. Of neem zangeressen en actrices die ervanuit gaan dat ze een werkbespreking hebben, maar voor iets heel anders blijken gekomen te zijn. Als ze niet meewerken met de machtige man die hun lichaam wil, wordt hun carrière gebroken. Spreken ze zich ertegen uit, dan komen ze nergens meer aan de bak. Ze zitten in de tang. Met schaamte, horten en stoten komt dit nu door 'Metoo' langzamerhand naar buiten, durven vrouwen erover te praten.

Er zijn meer van deze situaties van extreme afhankelijkheid, waarbij je in de tang zit, en wel moet meewerken, ook als het oneerlijk is en niet te hachelen. Bijvoorbeeld bij het UVW, als je ziek bent en afhankelijk van de bedrijfsarts. Die jaagt je op om weer aan het werk te gaan, terwijl je dat helemaal niet kan. Keer op keer moet je erheen met een knoop in je maag en angst in lijf. Zegt die arts van alles over je en moet je alles maar slikken en doen. En je bedrijf traineert, vindt helemaal geen vervangend werk, denkt niet aan jou. Jij met je gezin bent compleet afhankelijk, wanhopig op zoek naar een sluiproute die jullie, wie weet, hopelijk zal redden. Tamar vond zo’n onmogelijke sluiproute: langs de kant van de weg, als sekswerker.

Wanneer Tamar hoort dat Juda gaat kijken naar het schapen scheren gaat ze langs de kant van de weg zitten, onherkenbaar vermomd. Ze hoopt dat Juda gemeenschap met haar zal hebben. Een zoon van haar schoonvader was ook goed, die zou ook gelden als nakomeling. Wij voorbereiders vonden het een nare gedachte, dat dat dit zo moest, dat het de enige mogelijkheid voor Tamar was, met haar schoonvader gemeenschap te hebben. Het is verdrietig, dat Tamar alleen op deze manier recht kan krijgen en dat het niet op een andere manier kan.

Juda moet Tamar betalen. Het wordt een bokje dat hij later zal brengen. Als onderpand geeft Tamar zolang zijn zegel, zijn staf en zijn kralenketting. Een zegel was je paspoort in die tijd. Een staf je status. Wij hebben ons als voorbereiders erover verbaasd, dat Juda juist deze belangrijke voorwerpen in onderpand gaf. Blijkbaar was Juda zo machtig dat iedereen wel wist wie hij was en had hij ze niet nodig.

De naam van de plaats waar Tamar zit langs de weg is Enaïm. Dat betekent: ‘Het openen van de ogen’. De naam van de plaats is veelzeggend en beloftevol. Ooit zullen de ogen van Juda opengaan en zal hij zien wie Tamar is.

Na drie maanden krijgt Juda te horen dat Tamar zwanger is. Terwijl ze al naar buiten wordt gebracht om verbrand te worden laat ze haar schoonvader een boodschap brengen met het onderpand: het zegel, de staf en het kralensnoer. “Kijkt u maar eens goed, schrijft ze, van wie deze voorwerpen zijn”. Tamar redt haar eigen leven. Juda kan er niet omheen. Het is Tamar waarmee hij gemeenschap had. Zijn ogen zijn geopend

Erkenning van schuld door mannen bij seksuele grensoverschrijding komt bijna nooit voor. Vrouwen krijgen vaak de schuld. Ze zouden het uitgelokt hebben, of hebben zich niet verweerd. Vrouwen geven zichzelf soms de schuld, omdat ze bevroren toen het gebeurde, meegewerkt hebben, ook al konden ze niet anders, was dat om er zonder geweld uit te komen, hun hachje te redden, werden ze ertoe gedwongen en waren erin geluisd. Onterecht geven vrouwen zichzelf de schuld.

Juda erkent schuld. Hij zegt: ‘Tamar ik had je beloofd mijn derde zoon te geven, en dat heb ik niet gedaan. Het is mijn schuld. Het is helemaal mijn schuld. Jij bent onschuldig, Tamar.’ Hier krijgt de vrouw niet de schuld. Tamar is onschuldig.

We lazen het Magnificat. Het lied dat Maria zingt als ze zwanger is, waarin ze bezingt dat God haar uit een benauwde situatie gered heeft: “God, mijn redder, heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares …heersers stoot hij van hun troon, en wie gering is geeft hij aanzien.” Uit welke benauwdheid Maria bevrijd is, weten we niet. We weten niet waarom God ‘oog voor haar had’ en waarom ze zich de ‘minste dienares’ noemt. Maria was ongehuwd zwanger. In welke situatie ze zwanger werd weten we niet, of het haar wens was gemeenschap te hebben als een seksueel actieve vrouw, of ze misbruikt is, haar grenzen zijn overschreden, of zij zich schaamde, spijt had, of zij de schuld heeft gekregen. We weten het niet. Het verhaal dat eeuwen en eeuwen is overgeleverd, geschilderd en herverteld, is dat er een engel kwam, dat het kind dat geboren is een kind van God zelf is, en dat Jozef haar heeft getrouwd. God heeft Maria gezien en gered. Hij heeft Tamar gezien en gered.

God neemt het voor Maria en Tamar. God neemt het op voor vrouwen en mensen aan de marge. God neemt het op voor ons, in oneerlijke en onverdraaglijke situaties. Hij ziet ons. Zo staat Tamar daar, zwanger, onschuldig, met roze, witte en blauwe bloemetjes rond haar sokkel. Met een toekomst voor zich, een stammoeder van Jezus.

Gehouden in De Lichtkring, Protestantse Gemeente Hoofddorp 18 december 2022

De bron van Mirjam. Voorgeschiedenis van twee boeken over ruimzinnig pionieren



Er zijn in de afgelopen tijd twee boeken over pionieren verschenen uit de schoot van Op Goed Gerucht. De boeken vormen een tweeluik.

In 2021 verscheen Ruimzinnig pionieren. Praktijkverhalen, door Jeannet van Doorn (ea). Dit boek geeft een beeld van de praktijk van pionieren. In thematische hoofdstukken met uitspraken van pioniers en interviews wordt geschetst wat pionieren is, wat de pioniers dreef om te gaan pionieren, wat er ontstaat en wat dit henzelf, de mensen die zij ontmoeten en de kerk te bieden heeft. Aan het eind van ieder hoofdstuk staan bezinningsvragen voor wie overweegt te gaan pionieren.

In 2022 kwam het vervolg uit: De inspiratie van pionieren. Beschouwingen van theologen bij een groeiende praktijk, onder redactie van Mechteld Jansen en Berthe van Soest. In dit boek wordt gereflecteerd op wat al doende ontstaan is en op de theologische vragen waar ruimzinnige pioniers op stuiten. Welk zinnig spreken over God, wereld en mens ontstaat er? Welke prille vormen van gemeenschap? Welke rituelen en manieren van bijbellezen? Hoe staan we open voor de diepe ervaringen van de deelnemers en hoe brengen we God daarbij ter sprake? Kan je eigenlijk wel zending bedrijven na zoveel eeuwen slechte ervaringen of is er toch een manier van zending waardoor mensen tot bloei komen. Mechteld Jansen, Rick Benjamins en anderen schetsen in dit boek de contouren van een ruimzinnige missiologie. Ook staan er eerste reflecties in op deze beginnende praktijken o.a. van Stefan Paas en Henk de Roest. Deze boeken hebben een lange voorgeschiedenis. Wat is de geschiedenis van deze boeken, wat was de noodzaak om ze uit te brengen?


Het woord ruimzinnig

Om te beginnen de herkomst van het woord ‘ruimzinnig’. In februari 2019 werd deze term door Janneke Nijboer geïntroduceerd, op een landelijke bijeenkomst van pioniers, als aanduiding voor pioniers uit Op Goed Gerucht, die zij voor een workshop bij elkaar wilde halen. De term sloeg aan op die bijeenkomst, iedereen wist wie er bedoeld werd. De term creëert een eigen positie in het kerkelijk landschap: iets anders dan vrijzinnig, en niet orthodox of evangelisch. Er zit ietsje venijn in: ‘Zijn andere pioniers dan niet ruim?’ Er zit ook een oproep in: 'Ruimte, alsjeblieft kerk, ruimte voor deze pioniers.' De term kreeg vleugels door een artikel van Anneke van der Velde op de website Nieuwwij.nl waarin ze de term uitwerkte: 'Ruimzinnig pionieren: Uien Pellen en diamanten delven'. In het voorwoord van Ruimzinnig Pionieren, praktijkverhalen’ staat een korte uitleg: ‘Het woord is een soort tussenweg tussen ‘vrijzinnig’ en ‘ruimdenkend’. Het gaat om plekken die hun oorsprong vinden in wat ook wel de ‘linkerkant’ van de Protestantse Kerk wordt genoemd en zich vaak verbonden voelen met de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten of de theologenbeweging Op Goed Gerucht. In het tweede boek, ‘De inspiratie van ruimzinnig pionieren’ krijgt de term in de verschillende hoofstukken kleur en invulling.


Pionieren

Pionieren is een vrucht van het missionaire werk van de Protestantse Kerk, dat ingezet werd in 2004. Na afronding van het Samen op Weg proces kwam er ruimte voor nieuwe elan in de gezamenlijke kerk. Dat werd de missionaire roeping. Bas Plaisier, de eerste scriba van de generale synode, had gewerkt in de zending in Indonesië en was hier groot pleitbezorger van. In de eerste visienota van de Protestantse Kerk die in 2005 uitkwam: ‘Leren leven van verwondering’, staat de missionaire roeping van de kerk centraal. Plaisier wil het pessimisme voorbij en denkt zelfs aan groei. Ook staat in die nota dat de kerk zich nadrukkelijk wil richten op groepen mensen die met de huidige vorm van kerk-zijn niet bereikt werden. In datzelfde jaar presenteert Henk de Roest in de Generale Synode zijn boek ‘En de wind steekt op’. Ook daar spreekt missionair enthousiasme uit, aandacht voor de bestaansreden van de kerk en de vorm van de kerk in de toekomst. Langs de lijnen die dat jaar uitgezet werden, ontwikkelde zich het missionaire werk. Missie werd de bestaansreden van de kerk, met het doel, groepen te interesseren die niet bereikt werden door de huidige vormen. Men ging op onderzoek uit in Engeland waar geëxperimenteerd werd met ‘Fresh Expressions of Church’. Dit waren vormen van kerk-zijn, die tegemoetkwamen aan behoeften en noden en cultuur van mensen in een specifieke context: bijvoorbeeld een groep 20ers, surfers of breisters in een breiclub. Deze manier van werken: aanpassen aan de cultuur en gewoontens van een groep en uitgaan van vragen en noden die in die groep leven, heet ‘contextueel werken’. Het is een van meest kenmerkende karakteristieken van het Nederlandse pionieren geworden. Pioniers beginnen met ‘luisteren’ naar wat er leeft, en gaan dan samen met mensen die ze buiten de kerk ontmoeten aan de slag met activiteiten, waaruit een gemeenschap kan ontstaan. Een van de eerste pioniersplekken was Mijn Kerk.nl, met als pionier Fred Omvlee. Mijnkerk.nl probeerde in die periode RTL4 kijkers te bereiken, een groep die ver afstaat van de Protestantse Kerk.


Missionair niemandsland

In mei 2015 kwamen we als Op Goed Gerucht pioniers voor het eerst bij elkaar, op initiatief van Janneke Nijboer en mij. We voelden ons in missionair niemandsland. Op Goed Geruchters hebben een open houding ten opzichte van de cultuur en samenleving, maar missionair werk was iets van evangelicale en orthodoxe liggingen. In de Protestantse Kerk werd het gedachtegoed van pionieren dan ook door deze liggingen gedragen en vormgegeven. Missionaire organisaties uit deze kringen en uit behoudende kerken waren partners van het pionieren in de Protestantse Kerk. Zij dachten mee over het beleid in het Landelijk Team Pionieren. In dat orgaan werd het beleid in de week gelegd, het ‘kernteam pionieren’, medewerkers van het Dienstencentrum, bepaalde dit beleid, samen met hogere managers. Er was goodwill voor pioniers verbonden met Op Goed Gerucht bij het kernteam pionieren, al kwamen ze zelf uit een andere hoek. Toen ik in 2014 voor het eerst iemand uit het kernteam aan de telefoon had, omdat dat mijn pioniersplek Noorderlicht Breda in zwaar water was, zei degene die ik aan lijn had: 'Ik begrijp niet wat je doet en kan er niet bij, maar weet wel, ik draag je onder mijn hart.' Het was voor het kernteam een uitdaging om tegemoet te komen aan al die verschillende liggingen, zonder dat er pioniers van binnen of buiten de kerk, boos wegliepen bij landelijke vieringen en trainingen. Met enige regelmaat werd materiaal voor pioniers aan ons voorgelegd, of de taal wel paste bij de pioniers uit onze hoek van de kerk en of we mee wilden denken over een werkvorm. Maar er was ook wantrouwen. We hadden soms het gevoel dat ons geloof niet groot of echt genoeg was.

Wij waren kritisch als Op Goed Gerucht pioniers. Het doel van pionieren is om een gemeenschap te vormen. Wij vermoedden dat duurzame gemeenschapsvorming matig of helemaal niet zou slagen bij de pioniersplekken van onze ligging. We merkten dat ook. Mensen van buiten de kerk haakten wel aan bij onze pioniersplekken, maar bleven niet langdurig. We zagen dat als uiting van een culturele en maatschappelijke ontwikkeling, waarin mensen gaan en komen, maar geen lange, betrokken lidmaatschappen aangaan en brachten dit in. Gemeenschapsvorming was een harde eis, en is dat gebleven. Later zou ook het streven naar discipelschap voor ons een heikel punt zijn. We vonden dit te individueel, te maakbaar, alsof geloof af te dwingen is. Discipelschap is na discussie niet als expliciet einddoel opgenomen voor het pionieren, al wordt in de jaarverslagen wel gevraagd naar het aantal dopelingen in de pioniersplek.

Dit alles speelde zich af in de situatie waarin we als pioniers afhankelijk waren van de beslissingen van  het kernteam pionieren. Pioniersplekken worden in de eerste jaren voor een groot deel bekostigd uit subsidies via het Dienstencentrum. Samen met hogere managers beoordeelde het kernteam pionieren de pioniersplannen en sluisden aanvragen voor subsidie door. Daarom was het belangrijk om mee te denken met de richting van beleid en onszelf te bezinnen op handvatten voor missionair werk vanuit onze hoek van de kerk.

Janneke Nijboer en ik hadden voor die eerste bijeenkomst in 2015 een coachingsspel gemaakt. Met een knipoog naar de vele leiderschapstrainingen in de evangelicale beweging was het een leiderschapsspel: ‘Leiders als Mirjam en Mozes. Een spel voor Op Goed Gerucht pioniers’. We spiegelden onze ervaringen als pioniers aan die van Mirjam en Mozes om inzicht te krijgen in de vragen en dilemma’s waar we mee zaten in onze pioniersplekken. We kozen niet alleen Mozes als leider, maar ook Mirjam, zodat pioniers zich ook konden identificeren met een vrouwelijk leider. Het spel bestaat uit kaarten en een bord met spelposities, die situaties uit Egypte en de tocht door de woestijn verbeelden. Zo zijn er ‘Mara’, het bittere water, als je alleen nog maar kunt klagen; ‘het braambos’, als roeping en het mystieke moment van het begin van pionieren en ‘het biezen mandje’, doodskist of ark van God, wanneer het voortbestaan van je plek onzeker is, en je voor redding van anderen afhankelijk bent. Kiemen van wat we later ruimzinnige missiologie zouden gaan noemen, zaten al in de eerste bijeenkomst. Theologisch onderlegd, breed en een creatieve toe-eigening van de traditie. We gebruikten verhalen uit de bijbel, maar ook teksten uit de Mechilta, de Pirkei Avot, Joodse volksverhalen en een mondelinge overlevering van een hedendaagse framedrum speelster. De bijeenkomst was een eerste poging om een eigen positie te vinden in de pioniersbeweging.


Als partner in het team landelijk pionieren

Op 3 juni 2015 klopten de pioniers uit deze eerste bijeenkomst aan bij de Stuurgroep van Op Goed Gerucht met de vraag zich voor ons in te zetten. In het najaar van 2015 werd Op Goed Gerucht partner van het pionieren in de Protestantse Kerk. We werden partner en kregen een vertegenwoordiger in het Landelijk Team Pionieren om mee te denken met het beleid. Als partner werden we als Op Goed Gerucht medeverantwoordelijk voor de trainingen in de leergemeenschap van pioniers. We mochten ook een opstart-begeleider van pioniersplekken benoemen, die acquisitie deed bij gemeenten uit onze ligging en hen steunde bij het aanvragen van een pioniersplek. Die konden we pas vinden in 2018, men vond dit geen aantrekkelijke taak in Op Goed Gerucht. Verder kwam er, zonder onze bemoeienis overigens, een vrijzinnig medewerker in het kernteam pionieren in het Dienstencentrum, waardoor dit team pluriformer van ligging werd.


Pioniersgeestnetwerk

In 2015 werden we niet alleen partner in het Landelijk Pioniersteam, op 2 december ging ook het pioniersgeestnetwerk van Op Goed Gerucht van start. We kregen de zegen mee van de Engelse Michael Moynagh, geestelijk vader van Fresh Expressions of Church, die toen op bezoek was in Nederland. Janneke Nijboer en ik trokken het netwerk. We probeerden een brug te slaan tussen Op Goed Gerucht en het landelijk team pionieren. We wilden Op Goed Gerucht predikanten en kerkelijk werkers enthousiast maken voor missionair werk en elkaar bij dit werk ondersteunen. In het landelijk team wilden we ruimte krijgen voor pionieren waar Op Goed Gerucht pioniers mee uit de voeten konden. Het landelijk pionieren zag het belang in van dit netwerk. In 2018 werd het pioniersgeestnetwerk als ‘nichenetwerk’ opgenomen in de leergemeenschap pionieren.

In de bijeenkomsten van het pioniersgeestnetwerk bouwden we aan een missiologie die bij ons zou passen. Jan Jaap Stegeman, die in 2016 missionair werk deed in de Oude Kerk, hield voor het pioniersgeestnetwerk een inleiding over Tillich. Hij vertelde op welke manier zijn theologie hem geïnspireerd had in het missionair werk. Piet van Veldhuizen sprak over het boek ‘God 9.0’, dat hij op het moment van de bijeenkomst aan het vertalen was. In dit boek worden verschillende behoeften van mensen aan verschillende godsbeelden gekoppeld. Op deze manier schept het ruimte voor allerlei wijzen van geloven. Matthias Kaljouw, in 2017 pionier van Vondst in Deventer, hield dat jaar een inleiding over de Franse filosoof Michel de Certeau. Deze filosoof ziet het lege graf als een moment van verwarring, van leegte en chaos. Deze verwarring ervoer Matthias als het contactpunt met de creatieve makers in Deventer, de context van zijn pioniersplek. We merkten dat juist de meest vernieuwende en spannende pioniersplekken niet goed lagen in de kerk en gemeenten. We nodigden in 2017 op een bijeenkomst in Noordwijk René van der Rijst, Arjette Kuipers, Mathijs Vlaardingerbroek en Lianne Wolters uit om mee te denken. De vraag was wat we vanuit Op Goed Gerucht theologisch en gelovig aan konden dragen voor deze missies, die we wel graag wilden, maar waar niemand op leek te wachten.


Het tweeluik in zicht

In januari 2018 organiseerden we een Op Goed Gerucht studiedag over pionieren die werd bezocht door meer dan 100 deelnemers. De dag begon buiten in de mist met dans. Mechteld Jansen hield een lezing waarin ze de grondlijnen voor een pionierstheologie schetste. In de middagpauze lieten pioniers zien wat hun pioniersplekken inhielden. Er was een praktijk van pionieren gegroeid, die concreet toonde wat pioniers uit deze hoek van de kerk beoogden. Het werd tijd voor een boek. In juni 2019 begonnen Jeannet van Doorn, René van de Rijst, Erik Jan Tillema en ik aan een boek waarin de praktijk en de ervaringen van pioniers centraal zouden staan. Dit werd ‘Ruimzinnig pionieren. Praktijkverhalen’. René van der Rijst, Mechteld Jansen en ik gingen werken aan een beschouwend boek over ruimzinnige missiologie, wat de ‘De inspiratie van ruimzinnig pionieren’ zou gaan heten. De zoektocht was naar theologische aanzetten die de creativiteit, de houdbaarheid en de draagkracht van het pionierswerk uit deze liggingen zouden kunnen ondersteunen. René van de Rijst heeft de eerste jaren meegedacht aan beide boeken en schreef teksten voor het eerste boek. Helaas werd hij ernstig ziek en is in april 2021 overleden. Hij heeft het verschijnen van dit tweeluik niet meer mee kunnen maken.

Een van de posities op het spelbord van ‘Leiders als Mozes en Mirjam’ is de ‘Bron van Mirjam’. Deze bron komt voor in Joodse geschriften, onder andere in de Pirkei Avot en in de Zohar. Het verhaal is dat God op de tweede dag van de schepping, op de vooravond van de eerste sabbat in de schemering, een bron van puur, sprankelend water schiep, levend water van de Thora. De bron bracht vernieuwing, genas en reinigde. In Egypte nu, verloor het volk Israël de toegang tot de bron, ze wisten niet eens meer dat er ooit zo’n bron bestaan had. Maar door Mirjam verscheen de bron opnieuw. Zij zong tot de Nijl toen haar broertje in het water lag, zodat de rivier hem zou beschermen en ze zong na de doortocht door de Schelfzee. De bron trok mee door de woestijn. Het bestaan van de bron wordt van generatie op generatie doorgegeven, maar steeds verdwijnt hij. Elke aartsvader en -moeder ontdekt de bron opnieuw. In het spel staat de bron van Mirjam voor genezing en vernieuwing, voor het verlangen van pioniers om kerk en traditie voort te zetten op een nieuwe manier. Pioniers ontdekken de bron van Mirjam zoals de aartsvader en-moeders, en putten diep en overvloedig van het genezende water. Ik hoop dat deze boeken daaraan bijdragen.

Meisje, sta op!

Preek over Marcus 5:22-43

Ziekte en dood zijn meestal verborgen. Ze spelen zich achter de huisdeur en in de grote gebouwen van de ziekenhuizen. Als je het niet weet, dan merk je het niet.

Met de zieken in de pandemie was dat ook zo. Ze waren in de ziekhuizen of thuis op bed. Wanneer je geen coronapatiënt in de directe omgeving had, was er eigenlijk niks aan hand. Tenminste zo leek dat. Een voorvrouw van Viruswaarheid zei in een interview: “Wij staan op het Museumplein te demonstreren, en niemand van ons kent iemand die ziek is. Een half verpleeghuis kon sterven, zonder dat de rest van het dorp dat wist. Rouwende en zieke mensen zie je niet, dat is achter de voordeur.


cohort.jpg


In dit verhaal bijbel wordt ziekte, dood en wanhoop heel duidelijk getoond.

Het verhaal speelt zich af aan de randen van het bestaan. Aan het einde van levens. Een dochter ziek en bijna dood. Haar hijgende vader die aankomt bij Jezus en hoopt dat zijn dochter nog te redden valt. Een vrouw die al 12 jaar bloedvloeiingen heeft en helemaal uitgedokterd is. Niemand die haar genezen kon, het werd er alleen maar erger van. Het is een rauw verhaal van hangen aan het leven en niet opgeven.

En het ligt op straat. Voor ons allemaal te zien. Het wordt van binnenshuis, de straat op gegooid. Ook van onze eigen binnenwereld naar buiten. Want in onze binnenwereld zijn ziekte en angst voor de dood vaak heftig aanwezig. Het is alsof in dit verhaal ons binnenste is opengelegd en of alles wat we voelen aan angst en pijn te zien is en er mag zijn. Niemand die zegt: “De dood hoort bij het leven”. Alleen dat al maakt dit verhaal tot een zegen. Je hoeft niets op te houden. Je mag rouwen om je ziekte en beperkingen en verlangen naar genezing, ook als dat uitblijft.

In het bijbelverhaal is er een hele warrelige, chaotische dynamiek van huilen en weeklagen en elkaar verdringen. Die dynamiek wordt nog eens versterkt doordat het een raamvertelling is. Het zijn twee verhalen die in elkaar grijpen. Het verhaal over het dochtertje is het raamverhaal. Daar begint en eindigt het mee. En daartussenin zit het verhaal over de bloedvloeiende vrouw geklemd. Dat maakt het extra spannend, want de vrouw houdt Jezus op. Komt Jezus nog wel op tijd voor het dochtertje? En zelfs al is Jezus te laat, en heeft hij energie verloren, toch wekt hij het meisje tot leven. Het verhaal laat ook zien wat er kan gebeuren in het contact met Jezus. Geen dokter kon de vrouw genezen, maar de vrouw hoeft alleen zijn mantel aan te raken en geneest. En voor Jezus is de dood van het meisje, niet meer dan slaap. Het zijn de tekenen van het koninkrijk die we hier zien.

We zien waar Jezus voor staat. Er zijn machtsverschillen. De vader is leider van een synagoge. Hij valt neer voor Jezus en neemt veel ruimte in. En een vrouw, heel bescheiden, die haast geen ruimte inneemt, alleen maar zijn mantel aanraakt. Voor Jezus maakt het niet uit. Hij geneest de dochter van de machtige man evengoed als de vrouw.

Het is een heel fysiek verhaal. Van drukte, van zweet, van lichamen tegen elkaar aan, van voeten die elkaar verdringen, van neervallen voor Jezus, van handig door de massa heen bewegen om de mantel van Jezus aan te raken, Jezus die de hand van de dochter pakt en het meisje omhoog trekt. Thalita Koem, Meisje, sta op! En zegt haar wat te eten te geven. Heel aards. Ik kan bijna niet ophouden om over het verhaal zelf te spreken. Het is zo tactiel en er is zoveel fysieke nabijheid. We maken nog maar zo weinig drukte en bezwete lichamen mee door de afstand die we al zo lang moeten bewaren.

Hoeveel nabijheid we kunnen verwelkomen is in deze tijd van pandemie onophoudelijk een thema voor ieder van ons. Vorige week sprak ik een jonge theatermaakster, die ik heel goed vind. Ze gaf een lezing en ik sprak even met haar. Ik wilde haar heel graag aanraken. Met één vinger. Wat het me zou brengen weet ik niet, maar ik wilde dat. Ik heb het niet gedaan. Ik moest te dichtbij komen, binnen de 1.5 meter, en vrouwen worden al zo vaak ongewenst aangeraakt. Het is steeds uitzoeken, wat kan en prettig voor de ander is en veilig.

Wat mij het meest raakt in dat afstand houden, is iets wat voor u misschien ver weg ligt, maar in mijn omgeving soms voorkomt. Sommige mensen die tegen vaccinatie zijn, zijn bang dat gevaccineerde mensen hen besmetten. Ze zijn niet bang voor corona maar wel voor gevaccineerde mensen. Ze krijgen hoofdpijn als ze een tijdje in de omgeving zijn van iemand die gevaccineerd is. Ze zijn bang dat je menstruatiecyclus beïnvloed wordt in de omgeving van een gevaccineerde, of dat je onvruchtbaar wordt als je vrijt met iemand die gevaccineerd is. Dat levert pijnlijke conflicten op tussen partners. Verdriet van gevaccineerde grootouders die hun kleinkinderen niet mogen zien, omdat de ouders bezorgd en bang voor hen zijn.

Die angst komt door nepnieuws dat verspreid wordt op sociale media. Het is nep, maar het is heel overtuigend. En voor de mensen die erin geloven is het een echte angst en echte zorg. Ze geloven ook vaak in een complot dat ons de vrijheid beneemt. Ze voelen zich bedrogen en bedonderd. Hun vertrouwen in ons en in de wereld is helemaal weg.

Ik zit in een Facebookgroep die zich inzet om goede informatie te geven als tegenwicht, in de hoop dat mensen niet meer in dit nepnieuws geloven. Soms keert iemand terug, uit die angstige wereld van complotten en groot wantrouwen.
“Hoe kwam je er nou in?” vragen wij dan. Veel redenen: iemand raakt depressief, zag geen doden bij bosjes vallen, verloor het werk in de lockdown, “Hoe kwam je er dan uit?” vragen we dan ook: ‘Het klopte niet wat gezegd werd’, of ‘Ik kreeg mijn zelfvertrouwen terug’.
En het is dapper om zo’n draai te maken, want je moet toegeven dat je vond dat je het niet goed gezien had. En geeft ook een grote ontspanning en vreugde, weer dat vertrouwen gevonden te hebben. Het is alsof iemand weer tot leven is gewekt, een mantel heeft durven aanraken midden in de menigte, omhoog is getrokken als het dochtertje van Jaïrus.
Wat kunnen wij meenemen uit dit bijbelverhaal op deze dag?

We zien de dapperheid van bloedvloeiende vrouw, die voor zichzelf opkomt, die gelooft en durft, haar angst overwint. En er is een vader die voor zijn dochter opkomt, en helemaal voor zijn kind gaat staan, doorzet wat het hem ook kost.

Er is dat grote verlangen naar genezing en nieuw leven. Sinds gisteren zijn er minder maatregelen. Er zijn weinig besmettingen. We weten niet hoe het verder gaat, we blijven voorzichtig, maar als er ooit een tijd is, is het nu, om met kleine stapjes te kijken wat veilig voelt, om onze hoofden naar buiten te steken en de barbecue aan te maken, de groene zomer in te gaan en de wielewaal te horen roepen.
Jezus roept ons, ieder op onze eigen manier, in onze eigen situatie, ons toe te wenden naar het leven. Ontspannen. Op deze dag die voor ons ligt, in de komende week. Jezus neemt ons bij de hand en trekt ons omhoog het leven in. En zegt: eet wat.

Talita Koem! Meisje, sta op! Sta op, lieve mensen, sta op!

Gehouden op 27 juni 2021 in De Lichtkring te Hoofddorp

Tips voor omgang met covid-ontkenners

Hoe ga je om met mensen uit jouw context of vrienden die het gevaar van het virus bagatelliseren, ontkennen of in complottheorieën geloven?

Het hoeft niet
Om te beginnen. Houd alleen alleen contact als je dat wilt. Het hoeft niet. Wanneer je in een risicogroep zit, mantelzorg doet, een essentieel beroep uitoefent of dierbaren hebt verloren aan corona, om wat voor reden dan ook, het kan zijn dat deze contacten te veel triggeren. Ook al voel je misschien een plicht om contact te houden, laat het rustig liggen. Ik ben al vroeg in de pandemie uit een groep gegaan waar bedenkelijke zaken gedeeld werden. Ik houd niet met iedereen contact en wat ik wel onderhoud is kostbaar, maar doet me ook pijn.

Ga niet in discussie
Wat ik geleerd heb is dat in discussie gaan niet helpt, dat schept afstand. Linkjes sturen op Facebook met betrouwbare informatie ook niet. Voor hen komt dat uit een niet-betrouwbare bron (‘Main Stream Media’). Maar ga ook niet mee in de verhalen. Zorg ervoor dat je gesprekspartner weet hoe je erin staat. Soms benoem ik ons verschil in een beginzin: ‘We staan hier anders in, maar…’ Je kunt van betekenis zijn door vriendelijk aanwezig te zijn. Daarmee bied je steun, een echte band en ben je een baken. Als iemand van gedachten verandert, ben jij daar nog steeds.

Ruimte vinden
Als je in gesprek gaat, hoe kan je ruimte vinden voor de ander en voor jezelf? Wat mij helpt is nieuwsgierigheid naar wat er in mij zelf omgaat. Wat roept dit verschil aan mening op? Verbazing, teleurstelling, boosheid, verontwaardiging? De geest van nieuwsgierigheid maakt open, ook voor de ander en wat die doormaakt..

Als je boos bent, probeer dan om je woede niet te veroordelen. Voor vrouwen kan dat een opgave zijn. Wij ‘mogen’ niet kwaad zijn en daarmee verliezen we aan kracht. Dat wil niet zeggen dat je die fel en ongecontroleerd over de ander uit moet storten. Meestal verlies je er contact en goodwill mee. Maar helemaal verstoppen hoeft niet, vind ik. Laatst heb ik in een appje gezegd: “Ik kan niet reageren, het raakt me teveel.” Ik was zo boos. Later kon ik er op terugkomen.

Vergeet je oordeel niet. Soms is het beter om je oordeel op te schorten, bijvoorbeeld als je open wilt luisteren en om nieuwsgierig te kunnen zijn. Maar wanneer oordelen altijd achterwege blijft, dan is er geen onderscheid meer tussen goed en kwaad en geen nuance. We hebben allemaal een geweten, dat maakt ons nu juist tot mens. Dus oordelen mag vind ik, moet zelfs. Je hoeft geen ook midden te vinden. Het is niet zo, dat de ‘waarheid’ in het midden ligt. Het is belangrijk, dat je blijft staan voor wat jij waardevol vindt.

Oprechte nieuwsgierigheid
De simpele vraag: ‘Hoe gaat het?’ is waardevol. Je doet groot goed wanneer je luistert naar iemand met je volle aandacht. Dat komt heel weinig voor. Soms is het beter dat jouw ervaringen en je verhaal dan op een ander moment aan bod komen. De pandemie woedt al lang. Wat maakt dat iemand zo’n ander standpunt heeft dan jij? Wat zijn haar of zijn ervaringen tot nu toe? Benieuwd zijn naar wat iemand voelt en denkt en waar de zorgen liggen, die maken dat hij of zij bepaalde standpunten in neemt, kan een goed contact opleveren.

Grenzen stellen
Stel grenzen. Het moet een minimale prettigheid hebben. Ik wil niet gebombardeerd worden met lange video’s of links, en copy-paste stukken (online) uit bekeringsdrang. Daar zeg ik wat van.

Zoek naar raakvlakken
Wat je kunt doen, is zoeken naar raakvlakken. Bijvoorbeeld door herinneringen op te halen aan wat je vroeger samen hebt meegemaakt. Wanneer iemand helemaal gevangen is in complot gedachten is dat heilzaam. Daarmee breng je iemand terug terug bij de persoon die hij of zij was voor diegene hierin geloofde. Je kunt ook vragen hoe het gaat, en onderwerpen ter sprake te brengen die je allebei leuk vond om over te praten voor de corona crisis uitbrak.

Mildheid
Ik probeer mild te zijn. Iemand niet als de vijand zien is belangrijk in het contact, je bedenken dat de ander een mens is zoals jij. Mild zijn vind ik moeilijk, omdat ik het allemaal zo moreel verwerpelijk vind en omdat het mijzelf persoonlijk raakt. Ik heb corona gehad en een half jaar later is mijn moeder eraan gestorven, net voor ze aan beurt was voor vaccinatie. Het kost me soms wel een dag om over een nare Facebookupdate heen te komen van iemand die ik ken. Het helpt me dan om niet te reageren en om te erkennen dat het me zeer doet. Verder probeer ik mezelf voor te houden, dat de boze dingen die gezegd worden, ook tegen mij, door onzekerheid komen, door angst en wantrouwen, verlies aan inkomsten en economische zekerheid.

Gevoel delen
Wat mij ook helpt in het contact is het delen van gevoelens, bijvoorbeeld angst en onzekerheid. Dan hebben we contact op een ander nivo. Ook het uitwisselen wat we hierin nodig hebben, doet het contact goed. Ik zie ook dat ze zorg hebben om mij, oprechte zorg: 'Berthe installeert de corona-app. Geen Goed Idee.' Ook dan kan ik me makkelijker verbinden. Ik kan soms verbinding krijgen omdat ik kritisch ben op het beleid van de overheid, daar vinden we elkaar dan in. Soms, want die nuances worden lang niet altijd begrepen.

Op een rijtje
De bottomline: Je bent van betekenis door vriendelijk aanwezig te zijn.
Het ‘moet’ niet. Als het te veel triggert, voed het contact dan niet of verbreek het.
Ga niet in discussie, maar praat ook niet mee. Stel grenzen.
Zoek naar raakvlakken: herinneringen die je samen hebt, interesses die samen had
Neem (even) afstand als je erg geraakt ben Erken hoe zeer het je doet en zoek later (misschien) weer contact.
Probeer mild te zijn, begrip te hebben voor hun situatie.
Wees nieuwsgierig. Geef echte aandacht.
Kom bij uitwisseling op gevoelsniveau. Wissel gevoelens uit, hoe het jullie beiden raakt.
Bedenk dat de ander een mens is zoals jij.

Bronnen voor de tips in de omgang
De manier waarop mensen beïnvloed worden op internet door complottheorieën heeft bepaalde trekken van een cult (sekte). Matthew Remski, ex-cult lid en cult onderzoeker benadrukt het belang van empathie en het teruggaan naar herinneringen die je samen hebt. Hij volgt hier Steven Hassan, ook een ex-cult lid en schrijver over cults .

Het Jezuslabyrint

In 2017 deed ik mee aan het Eigenwijs Festival, een meerdaags sjamanistisch gebeuren op de Paasheuvel. Ik deed aan van alles mee en was er ook missionair aanwezig. Op een dag heb ik op een groot veld een labyrint van gekleurde sjaals neergelegd. In het midden van het labyrint stond een Jezusbeeld. Je kon dat Jezusbeeld zegenen. Dat gebeurde met kleine klankschaaltjes, die naast het beeld stonden. Om een toon te maken met een klankschaal, houd je de schaal op je platte hand en sla je met een drumstok tegen de rand. Dan klinkt er een heldere toon, die lang doordraagt.

Beleving
Als je in het midden van het labyrint aankwam, ging je voor het beeld zitten, hield de klankschaal bij het beeld en je maakte een toon, met de intentie Jezus te zegenen. Het mysterieuze is dat je door het beeld te zegenen met de klankschaal, de zegen van Jezus terugkrijgt. De toon die je maakt als zegen, ervaar je ook in je eigen hart. Het ging in dit ritueel niet om het beeld zelf. De deelnemers keken naar beeld, voerden de handelingen uit, maar de intentie was daarbij contact te maken met wat daarachter ligt, met Jezus.

Ervaring
Het gebaar bood de gelegenheid voor de ervaring van direct contact met Jezus, zoals dat ook in stil gebed gebeurt of in het avondmaal wordt ervaren. Het gaat in mijn context, die van nieuwe spirituelen, om beleving. Ook religieuze beleving. Dat kon dit ritueel bieden.
Klein en groot liepen het labyrint en maakten de zegen met de klankschaal. Er waren ouders en grootouders die samen met hun kinderen bij het beeld gingen zitten om te vertellen wie Jezus was. “Nee, niet Maria”, hoorde ik roepen. En er was een kinderwerkster, die verkleed en geschminkt als boom, kinderen uitnodigde met haar samen het labyrint te lopen.

Liefkozing
Wat mij het meest ontroerde was een meisje van een jaar of tien. Rennend door het labyrint raakte ze Jezus even aan, als een liefkozing. Ze gaf de zegen met de klankschaal en snelde weer rennend weg. Even later kwam ze terug met haar moeder. Ze liet haar moeder zien hoe het zegenen in z’n werk ging en nodigde haar uit om dat ook te doen. De moeder sloeg op de klankschaal, maar kon er niks mee. Er gebeurde niks, ze voelde niks. De dochter was daar ontdaan over. Ik heb het de moeder nog een keertje uitgelegd. ‘Maar dat heb ik al gezegd’, riep de dochter vertwijfeld uit. Hartverscheurend. Religieuze ervaringen zijn individueel. En niet iedereen heeft ze. Als je ze hebt, maken ze onderdeel uit van jouw individuele zingevingssysteem. Ik ontmoet nogal eens volwassenen die in hun jeugd soortgelijke ervaringen hadden, die ontkend werden door hun ouders, of er zelfs uitgeslagen werden. Krijg dan maar eens vertrouwen terug in jezelf en in de wereld.

Troostrijk
Aan het eind van de dag zag ik moeder en dochter nog een keer. Ik had de het labyrint al weggehaald, maar Jezus en de klankschaaltjes stonden er nog. De moeder zat met haar smartphone in de hand naast haar dochter en filmde haar, terwijl de dochter Jezus zegende. Het was troostrijk om te zien. De moeder stond open stond voor de religieuze ervaring van haar dochter. Ze erkende haar beleving en waardeerde die, al had zij het zelf zo niet ervaren. Een verstandige moeder. Ze leerde haar dochter te vertrouwen op zichzelf, zin te geven op haar eigen manier, en zich thuis te voelen op aarde.

Geruchten 60, maart 2021, p.22

De scheuren en spleten van Franciscus

“Enkele dagen later zat Franciscus naast zijn cel en aanschouwde aandachtig de natuur van de berg, zich sterk verwonderend over de enorme scheuren en spleten die in de massale rotspartijen zaten. Daarom begon hij te bidden, en toen werd hem door God onthuld dat die ontzaglijke scheuren door een wonder waren ontstaan bij het sterven van Christus, toen –naar de woorden van de Evangelist [Mt 27,51] – de rotsen uit elkaar spleten. En juist op de Vernaberg wilde God dat zichtbaar maken, om duidelijk aan te geven dat op die berg het lijden van Jezus Christus moest worden herleefd, in Franciscus’ ziel door middel van liefde en meelijden, en in zijn lichaam door middel van de wondtekenen.”

Franciscus van Assisi raakte aan het eind van zijn leven vervreemd van zijn orde. De broeders bedelden niet meer zoals in het begin, sliepen op bedden in plaats van op de kale grond, leerden theologie en woonden in nieuwe, stevige huizen in plaats van in een oude stal. Franciscus hield van de arme, lijdende Christus en verlangde terug naar de begintijd. Maar hij hield ook van de broeders. Aan de ene kant wilde hij trouw blijven aan Christus. Aan de andere kant wilde hij trouw blijven aan de broeders. Met een groepje getrouwen trok hij naar de berg La Verna om daar te vasten en ontving daar de kruiswonden.




Nieuwe spirituelen

De gebeurtenissen op de berg vergezellen mij de laatste maanden. In het voorjaar, toen ik met corona ziek op bed lag, gebeurde er iets ingrijpends. Vriendinnen en andere contacten gleden de complottheorieën in. Zij horen tot wat we wel noemen, ‘nieuwe spirituelen’. Ze zijn geïnteresseerd in spiritualiteit in de breedste zin van het woord. Ik behoor zelf ook tot deze groep. Als theoloog, ‘ongezonden zendeling’ vang hun -vaak terechte- kritiek op kerk en christendom op. Zij inspireren mij, en ik breng op mijn beurt geloof en christelijke rituelen in. We steunen elkaar. Mijn vriendinnen zetten zich in voor vrouwen en hun emancipatie, ze doen goed werk. Maar nu delen ze nepnieuws dat ik rapporteer bij Facebook. Je vriendinnen rapporteren, dat is heel naar.

Zendingsstrategie

Ze ontkennen de ernst van het virus, de maatregelen zijn bedoeld om ons eronder te houden. Ze willen geen mondkapje dragen of afstand houden en voelen zich beknot in grondwettelijke rechten. Hun facebookupdates ervaar ik vaak als intimiderend. Wee je gebeente als je ertegen in gaat tussen de tweehonderdvijftig instemmende opmerkingen. Een vriendin van lang her gaf zonder uitleg een link naar een staatje van de RIVM, dat leek te suggereren dat het coronavirus onbelangrijk is tussen andere virussen. Het was een reactie op een facebookpost van mij. Nooit reageerde ze, maar wel op deze post, waarin ik mijn verdriet uitsprak over de oplopende besmettingen. Een zendingsstrategie van de samenzweringsgroep QAnon, om twijfel te zaaien, lezers uit te dagen ‘zelf op onderzoek uit te gaan’.

Het kwalijkste vind ik het sociaal-darwinistische gedachtengoed. Wie sterk en jong is mag leven. Zwakkeren en ouderen mogen sterven. ‘Het leven is niet beheersbaar’, zeggen ze, ‘We kunnen niet alle ziekte en dood buiten ons houden.’ Alsof er nooit penicilline is uitgevonden, chemokuren worden ingezet of preventief medicijnen geslikt.

Solidariteit

Ik ben betrokken geraakt bij groepen die een ander coronabeleid voorstaan, goed voor de economie en voor de hoge risicogroepen. Als theoloog zit ik bij de community rond het Red Team, dat de regering ongevraagd advies geeft en ik doe mee met Containment Nu, een initiatief waarin veel mensen uit hoge risicogroepen actief zijn. Mijn hart gaat uit naar ouders die moeilijke beslissingen nemen, omdat de scholen niet veilig zijn. Een ouder koos ervoor ergens anders te gaan wonen, zodat zijn kind naar school kan gaan. Andere ouders geven thuisonderwijs, met de angst voogdij te verliezen.

Ik sta werkelijk ergens anders dan mijn vriendinnen. Zij strijden voor autonomie en vrijheid, ik voor solidariteit, een samenleving waarin iedereen mee kan doen. Wanhopig en woedend sta ik aan ene kant van de kloof, en wil andere maatregelen. Mijn vriendinnen staan aan de andere kant, in paniek, verontwaardigd blèrend om vrijheid. Tussen ons in, een gapende diepte, een grote wond. Maar het zijn wel mijn vriendinnen. Ik wil hen trouw blijven, maar ook aan Christus.

Meeleven en pijn

Ik ervaar een sterk moreel appel om in discussie te gaan. Wat heeft mijn aanwezigheid daar anders te bieden? Maar ik weet dat dit verwijdering oplevert, en dat het hun visie niet zal veranderen. Het moet dus anders: liefde en medelijden, zoals Franciscus opwekte in zijn ziel. Contact op gevoelsniveau doet me goed. Onze angst delen maakt me milder. Ik leef oprecht mee met de akelige ervaring te worden gecorrigeerd wanneer je niet het verplichte masker draagt. En ik ontvang grote hartelijkheid.

Maar ik ga in het contact aan mijn eigen pijn voorbij. Mijn moeder van negentig kan sterven door hun gedrag, en zoveel anderen. Het is net of dat er helemaal niet meer is, op het moment dat ik met hen meeleef. Ik ben als Franciscus die zijn kruiswonden verbergt met de lange mouwen van zijn pij. Als ik me voorneem contact op te nemen, dan verschijnt er vanzelf een innerlijk beeld. Ik sta dan met mijn armen naar beneden, iets van mijn lichaam af, mijn handpalmen open naar voren, met daarin de kruiswonden. Het worden relaties die dieper en dieper gegrond raken in trauma en pijn. Kan ik me niet beter afkeren?

Ik vermoed dat Franciscus zijn innerlijk conflict niet heeft kunnen oplossen. Hij kreeg de kruiswonden als hyperbool, het conflict geëtst in zijn lichaam. Hij is gelijk aan de lijdende Christus geworden, zo intiem als je maar kan zijn met degene die je navolgt. De broeders met wie hij een conflict heeft kunnen niet meer om hem heen, hij is immers gelijk aan Christus, die zij volgen. Daar zit iets manipulatiefs in, maar ik neem het serieus, want ik herken het zo sterk. Franciscus laat de broeders niet los en Christus niet. Die zitten in zijn ziel en in zijn wonden.

De scheuren en spleten en de kruiswonden zijn uitdrukking van groot lijden. Ik hoopte in de mysterieuze gebeurtenissen op La Verna een oplossing te vinden voor mijn conflict. Ik vond er mededogen en pijn. Zal het me lukken om vol te houden?



Het citaat komt uit: Tweede beschouwing. Over het leven van Franciscus en zijn gezellen op de berg La Verna. In: De Fioretti, verhalen over Sint-Franciscus, Gottmer, Tweede druk 2006 (1999) p.178

Eerder gepubliceerd in: Woord en Dienst, jrg.69, no.11, november 2020, p.34-35

The Deeper the Love

Ik hoorde deze dagen een lied van Billie Holiday in combinatie met een toespraak van James Cone, Founding Father van de zwarte bevrijdingstheologie op een video van Youtube.




Billie Holiday zingt ‘Strange Fruit,’ een klaaglied over over de lynching praktijk in het zuiden van de VS in de jaren 1880-1940. Zwarte mensen werden zonder veroordeling opgehangen aan bomen en lantaarnpalen, of op andere manieren gedood. Daarbij keek een menigte toe. De witte daders gingen altijd vrijuit.

    Strange Fruit

    Southern trees bear a strange fruit,
    Blood on the leaves and blood at the root,
    Black bodies swinging in the Southern breeze,
    Strange fruit hanging from the poplar trees.

    Pastoral scene of the gallant South,
    The bulging eyes and the twisted mouth,
    Scent of magnolia, sweet and fresh,
    Then the sudden smell of burning flesh!

    Here is a fruit for the crows to pluck,
    For the rain to gather, for the wind to suck,
    For the sun to rot, for the trees to drop,
    Here is a strange and bitter crop.
    Lewis Allan

James Cone spreekt over de samenhang van het kruis en de lynching tree aan de hand van Handelingen 10:39: “Ze brachten hem ter dood, door hem aan een boom te hangen.”

Het kruis en de lynching tree zijn bijna tweeduizend jaar van elkaar verwijderd. De ene is zegt Cone: “het universele symbool van het christelijk geloof en het andere het typerende symbool van zwarte onderdrukking in Amerika.” Maar ze hangen samen. “Het zijn alletwee symbolen van de dood,” zegt hij: “De ene representeert een boodschap van hoop en redding. De andere representeert de loochening van die hoop.” De uitdaging is de overeenkomst tussen beide te zien.

In de periode van de lynching was het beeld van Jezus, opgehangen aan een boom, een troost en steun voor voor Afrikaanse Amerikanen. Het zei hen dat God bij hen was ook in deze tijd van dit grote lijden. Kerk en theologie zijn hier nog te weinig van doordrongen, stelt Cone. Daarmee staat de geloofwaardigheid van het geloof op het spel, de belofte van het evangelie en de hoop op genezing van discriminatie. Het kruis, het centrale symbool is van het christelijk geloof is losgezongen van het concrete heil van zwarte mensen. Zwarte amerikanen werden op dezelfde manier vermoord als Christus. Het kruis is de lychingtree en omgekeerd.

Als het lied gezongen is spreekt Cone vanaf 6.49 over zijn liefde voor witte mensen, zijn broeders en zusters. Zijn liefde is tegelijkertijd een aanklacht: “Hoe dieper de liefde, hoe dieper de passie, vooral wanneer degenen je liefhebben je pijn doen.” Hier resoneert de liefde van Christus in mee voor de mensen die hem haatten. Er spreekt een diepgaande verbinding uit met het leven en lijden van Christus en het heil en de hoop van het evangelie. Zijn aanklacht aan witte mensen, wordt er niet minder door. Integendeel. Zijn liefde maakt de aanklacht extra scherp: "You are the brothers and sisters. And yet they treat you as enemies.”

“Now,
whites who hear me speak and write like that,
and read my books,
think I do not love them,
but I do.”

They always have a strange expression on their faces when I say that
and look at me as if I may be kidding.

But you see,
I am very serious
when I say I love white people.

Because, the deeper the love, the deeper the passion,
especially when the ones you love hurt you.

You are the brothers and sisters.
And yet they treat you as enemies.”


James Cone: The Cross and the Lynching Tree.

Preek over het braambos en een kruis op de Museumbrug

De teksten die we vanmorgen gelezen hebben, reiken ver, verder dan het bekende en het zichtbare (Ex.3:1-15,Luc. 20: 27-38). Jezus spreekt met de Sadduceeën over de opstanding van de doden. Dat reikt tot over de dood heen. Mozes gaat ook verder dan het bekende. Hij leidt zijn kudde schapen ver weg, tot voorbij de steppeland, helemaal tot aan de berg Horeb. Zittend bij de braamstruik, ontmoet hij God.

Een paar weken geleden heb ik op een zaterdagmiddag een kruis neergezet op de Museumbrug in Amsterdam. Met een groepje christenen, Christian Climate Action, deden we mee aan de actie van de milieubeweging Extinction Rebellion. De bedoeling van de actie was om de Museumbrug en de Stadhouderskad voor het museum te bezetten. Het was een geweldloze actie. Het zou ook vrolijk worden. Er zou kunst komen op die brug, een grote walvis, sprekers en muziek. Wij wilden als christenen op de brug een plek om af te spreken en om waxientjes aan te steken in jampotten met gebedsintenties. Ik zette, om die plek te markeren, op de zaterdag voor de actie begon vast dat kruis neer. Het kruis was de plaats van waaruit wij actie voerden.

Het was een simpel kruis, gemaakt van van twee takken uit de tuin. Ik moest dat vastmaken aan de leuning van de brug, want een kruis blijft niet staan. Ik zat daar op m’n knieën. Een tas van de Action naast me, waar het kruis in had gezeten, schaar en touw. Achter me ging een stroom van toeristen langs me heen, op dat smalle stoepje. Het was zo onhandig als je het maar kon voorstellen. Helemaal niet een heilige plek, waar je je schoenen uittrekt, zoals Mozes deed. Ik heb er die middag gebeden voor iedereen, voor de actievoerders, voor de politie. Maar het voelde als vreemd. Een houten kruis op de Museumbrug tussen de bloembakken en de toeristen.



God spreekt tot Mozes bij de braambos op een moment dat het lijden van het volk Israël heel groot is. Ze zijn slaven in Egypte. Hebben het benauwd. Ze weten niet hoe ze eruit kunnen komen. God openbaart zich hier in de wanhoop, in het diepe, diepe zwart, de situatie kan niet slechter zijn. Soms gebeurt dat.

Die wanhoop herken ik op dit moment bij de actievoerders uit Extinction Rebellion, veel studenten, jonge mensen: “Kijk naar de cijfers”, zeggen ze. "Mensen en dieren alles gaat ten onder, we sterven uit, en heel snel.” Ze zeggen dat niet alleen, ze voelen dat ook. Als rouw. Die rouw komt zomaar naar boven, als je iemand een doos met folders geeft en een klein gesprekje hebt. En toen ik meedeed aan een demonstratie, liep iemand naast me te huilen. Haar dochter wilde geen kinderen, vanwege de toekomst die zij voor zich zag.

Er zit een beweging in, in de teksten uit Exodus en Lucas die we gelezen hebben. Een beweging van het concrete nu, vol verdriet en verdrukking en benauwdheid, naar een wereld waar je op hoopt, van opstanding van de doden, van recht en vrede voor ieder. Bij Mozes gaat het om de verdrukking van het volk Israël in het hier en nu. En God houdt hem een land van melk en honing voor, om heen te gaan waar het anders zal zijn. In de tekst uit Lucas, vragen de Sadduceeën zich hoe dat nu precies zit met de vrouw die 7 broers als echtgenoten had gehad, en allemaal achter elkaar stierven. Van wie is ze nou eigenlijk de de echtgenote, in de opstanding? Ze is tenslotte met 7 mannen getrouwd geweest. Dat is een vraag, die uitgaat van nu. Als het nu zo geregeld is, dan zal het daar ook zo geregeld zijn. Jezus zet er een heel andere wereld tegenover. Hij gaat niet uit van hoe we de wereld kennen, van hoe het nu is. Hij laat een heel andere wereld zien. Onze wereld is in de opstanding heel anders. Daar doet je maatschappelijke status er helemaal niet toe. Iedereen is daar kind van God. Of je nu getrouwd was of gescheiden, weduwe of weduwnaar, CIS of LHBTI, ieder gekend en geliefd. Een engel, een kind van God. Die andere wereld is vaag in contouren, onbekend en ver, maar echt anders dan nu. Daarin zijn we verlost van pijn en ongelijkheid, van rouw. Daar zijn de laatsten de eersten. Die wereld geeft ons richting.

Aan die andere wereld, daar denken we niet zo vaak aan. Er is de dringende noodzaak dingen te doen in het hier en nu, te mantelzorgen, kinderen op te voeden, te werken. Die andere wereld, dat visioen van ‘deze wereld omgekeerd’, het koninkrijk, onze tranen afgedroogd, thuiskomen, daar komen we niet zo vaak in contact mee. Toch is het dat wat ons richting geeft en voedt.

Afgelopen maand hadden we een avond over spiritualiteit, met alle wijkgemeenten uit Hoofddorp. Je kon allerlei workshops doen. Er was lectio divina, een meditatieve vorm van bijbel lezen. Je kon liederen lezen uit het Liedboek, die je anders zingt, en erbij stilstaan wat die teksten met je deden. Je kon een kralensnoer maken om er thuis mee te bidden als een rozenkrans. Er was spiritualiteit van de kwetsbaarheid en groene spiritualiteit. Het deed ons goed, die aandacht voor onze spiritualiteit. “We moeten dit vaker doen”, zeiden we tegen elkaar. Hoe houd je dat levend, die aandacht voor dat visioen?

Ik deed op die avond de workshop over het bidden met een kralensnoer. We hadden maar drie kwartier. We haastten ons voort. Tot iemand uitriep. “Oh, konden we maar langzamer, hadden we maar meer tijd.” Onmiddellijk werd het anders. Er kwam aandacht voor een kraal, die glad in je vingers ligt, waar levensaders in leken te zitten. Tijd voor verwondering. We zakten ietsje meer in onszelf. Ietsje minder gehaast. Daar ligt een deel van het antwoord, hoe we bij die toegang tot die andere wereld kunnen komen. Het gebeurt in de ontspanning, in de mijmering, in de diepe verlangens in je gebed, of wanneer je afdwaalt, of net voordat je slapen gaat. Op zulke onverhoedse momenten, wanneer je het niet verwacht, kan je ziel open gaan, kan je een engel treffen, God horen spreken.

Maar ook in het nu, in het bewuste, alerte dagelijks leven, kan je ermee in contact komen. In momenten waarin je voelt: ‘maar zo is het leven bedoeld’, in dankbaarheid. Heel even is daar dan het koninkrijk van God. Dat is ook iets wat actievoerders in Extinction Rebellion helpt, die zo in rouw zijn. Onze bijeenkomsten beginnen daar vaak met de vraag: ‘Waar ben je dankbaar voor, vandaag?” Dat opent je voor het leven. Dat helpt om het goede vast te houden, in het leven nu.

Dat kruis daar op die brug, tussen de bloembakken, bracht ook het contact met dat visioen van vrede. Toen ik neerzette, voelde het vooral raar. Maar toen het er eenmaal stond, klein en machteloos, werd het een focuspunt. Het kruis was de plaats waar vanuit we meededen aan de actie. Geweldloos, met niets in handen, een offer. Meer niet.

God openbaart zich soms in diepe rouw, in groot lijden, zoals Mozes meemaakte, en geeft dan een richting aan. Soms ook in onverhoedse momenten, waarop je het niet verwacht. Of we herkennen het in momenten van dankbaarheid.

Ik wens ons allen toe dat er veel momenten zijn waarin we herinnerd worden aan het visioen van recht en vrede, verlost van pijn en ongelijkheid, een land van melk en honing. Amen.

Preek in de Lichtkring, Protestantse Kerk, Hoofddorp 17-11-2019